Overdag een stekende zon. Om middernacht knorde en morde een ontstemde Jupiter, god van de hemel en het onweer. Zomers onweer geeft mij het vrije vakantiegevoel. Het zal vast met nostalgie naar mijn kindertijd te maken hebben. Op een bowlingbaan van wolken kegelde het Romeinse equivalent van de Griekse Zeus flitsende discobollen. Althans zo klonk de disco inferno in mijn perceptie. Skip vertrouwde het voor geen meter. Sinds de inslag (van de kerktoren) tijdens onze glamping laatst is hij abrupt verpest. Hoe voorkom je erger?
Gods woede
raakt als de bliksem bekoeld en de in het donker weggekropen Skip is alles
vergeten. Van binnen naar buiten voor de verlate avondroute. Straten staan
blank. Vloeiende regendruppels tussen de blaasjes vormen steeds groter wordende
kringen en verlaten zo het wateroppervlak. Een verweesde fietser met slippers
op de pedalen – in de plastic zak op de bagagedrager zit vast duur schoeisel –
klingelt schel. Ik spring opzij voor de door hem veroorzaakte vloedgolf.
Ontsteltenis bij Skip vanwege de bel. Houdt het dan nooit op!
uit de bundel Bezige Bu (2015)