Op een spontaan ontstaan strandje langs de rivier zit een
echtpaar van middelbare leeftijd al de hele middag te pimpelen. Langs de
meegebrachte ligstoelen staat aan weerszijden een parasol. Onder een ervan ligt
een gestroomlijnd bastaard Boxertje dat binnensmonds een moeilijk serieus te
nemen blaf laat horen. Hij is drijfnat en uitgeput van het zwemmen en neemt
geeneens de moeite om onze hond van dichtbij te inspecteren. De Labrador die
wat verveeld rondbanjert op het zand, wel. Hij springt uitbundig boven op Skip die terstond het water in duikt. Tot onze verbazing duikt de Labrador hem
niet na. Hun Buddy is waarschijnlijk de enige Labrador ter wereld die met
watervrees behept is, spot zijn baas. Zelfs de zwemvliezen tussen zijn tenen
mogen niet nat worden, schmiert de lichtelijk aangeschoten man.
Na het bad, schudt Skip zich uit op het zand. Buddy
deinst grappig achteruit om de druppels te ontwijken. Vervolgens daagt hij Skip weer uit. Die heeft, nu hij is afgekoeld, wel zin om te wildebrassen.
Samen rennen ze het weiland in. Wij zeggen gedag en lopen richting het zandpad.
De honden lopen nu gebroederlijk schouder aan schouder. Het lijkt wel of Skip hem op sightseeing tour neemt, hij toont hem al zijn
favoriete plekjes.
We zijn al op ruime afstand van het stel en de hond loopt
nog steeds zonder omkijken met ons mee. Ik roep terwijl ik de handen als een
toeter om mijn mond vouw: ‘Uitlaten kost een tientje!’. ‘Tien euro? Daar mag je
hem voor kopen. Neem hem maar mee’, luidt het lollige antwoord van ginder.
Nogal een laconieke reactie. Hebben we zulke betrouwbare gezichten dat
onbekende mensen hun hond aan ons toevertrouwen?
Halverwege de glooiende heuvel kijk ik schuin achterom. De
mensen op het strand zijn stipjes geworden. Stipjes die hun boeltje bij elkaar
pakken en aanstalten maken om te vertrekken. Het zal toch niet zo zijn dat we
inderdaad deze lieve, weliswaar ontrouwe Labrador cadeau hebben gekregen?
Ik krijg haast. Maar de hijgende honden gaan te langzaam. Ik
zet het alleen op een drafje. ‘Hé, hallo, jullie vergeten wat’, roep ik
benauwd. ‘Buddy vindt schijnbaar iedereen aardiger dan ons. Als hij denkt dat
hij het ergens beter kan krijgen, moet hij dat vooral doen’, blaat de man. Hij
meent het gelukkig niet en blijft wachten.
De honden hebben ons inmiddels ingehaald. Buddy leunt
aanhankelijk tegen mijn been en maakt nog steeds geen aanstalten om naar zijn
baasjes terug te keren. ‘Allez’, spoor ik hem aan. De Boxer bekijkt het
allemaal van een afstandje. Ik lijn Buddy aan en lever hem, quasi
tegenstribbelend, af bij zijn breed grijnzende
baas. ‘We hebben het weer voor elkaar gekregen, jongen.’ Terwijl hij zich
duidelijk verkneukelt, krauwt hij Buddy op zijn kop. Dan begrijp ik pas dat zij
een loopje met óns hebben genomen. Buddy heeft namelijk nooit een saaie middag.
Terwijl zijn baas heerlijk lui in de zon ligt te bakken is er altijd wel een
onnozele wandelbuddy die hem uitlaat … voor nop.
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)