November is mollen- en muizenmaand. Dat
betekent dat het shovelen van onze Noorse Buhund prominent de wandelingen
domineert. Nou ja wandelen, ik ijsbeer op en neer, terwijl Skips kop onder de
grond steekt. Regelmatig moet hij zijn snuit afvegen, omdat brokken klei aan
zijn onderkaak vastplakken. Vanwege het mooie herfstweer en de molshoop die
zich halvelings op de oever bevond, kon Skip regelmatig zijn moddersnuit in het
heldere nat van de rivier dippen. Hij had het kunstje afgekeken van Link, een
blonde Labrador. Link sopt zijn geliefde tennisbal regelmatig in het water
schoon. Het werkt zo: hij laat de bal uit zijn bek vallen, laat hem kort
dobberen en pakt hem dan weer op. Dit herhaalt hij net zolang totdat hij vindt
dat de bal weer spic en span is.
Deze ochtend wordt er gemuisd. De rivier
heeft land veroverd. Onze wandeling langs de drukke verkeersader wordt een
afgraving. Skip verliest zich ongebreideld in de jacht op voortvluchtige
muizen. Van het voortrazend rubber op nat asfalt en soortgenoten die komen
afkijken, heeft hij geen sjoege. Muizensprongen in een ondergelopen weiland. De
buit: een dozijn grijze muizen. Noem het maar niks. Op de terugweg neemt
Skip nog wat hapjes onderwatergras. ‘Thuis alleen nog een toetje’, zeg ik. Onze
buurman van wie de Stabij Sammie Skip gaat aflossen, vraagt: ‘Moeten jullie nog
ontbijten?’ ‘Hoezo?’ antwoord ik argeloos. ‘Nou, dan wordt het toch gewoon
beschuit met muisjes.’