Skip wiens
forte mollen vangen is, muist in de mollenmaanden oktober en november of zijn
leven ervan hangt. Dat hij telkens met naar voren gerichte spitste oren
luchtsprongen als een mousing fox maakt, is de schuld van moedermollen. In de
vroege herfst wordt het laatste mollennestje van dat jaar geboren. De vervelend
wordende opgroeiende jongen verlaten niet vrijwillig hun gangenstelsel, maar
worden door Mama Mol bovengronds gejaagd om spierballen te kweken. Daar moeten
ze haast mee maken, omdat weldra de vorst in de grond zit.
De fluwelen
bodybuilders fitnessen amper een maand door in het gras te scharrelen en
graafoefeningen te doen; niks sportschool met personal trainer. In die
hulpeloze periode zijn de slechtziende aspiranten - de term ‘zo blind als een mol’ is
onjuist - een makkelijk maaltje voor
reigers, vossen en kraaien, waarvan die laatste met recht kunnen rekenen op
Skip. Prima volgens de boswachter die we spreken, want anders wordt de
mollenpopulatie te talrijk. Dat Skips opgepompte lichaam door het hoogspringen gepaard gaat met spierpijn en vermoeide voetjes moet hij op de koop toenemen.
uit de bundel Bezige Bu (2015)