Boerenland. We soppen
door de klei in de wei. Zwaaistaartje wil dezer dagen uitsluitend graven. Ik
vind het best, de wandeling is zijn kwalitijd. Erna moeten de modderpoten en aangekoekte
klei afgespoeld worden. We gaan richting de rivier die oogt als een
gladgestreken hotellaken met langs de naad een nalatige plooi. Vanwege de kou
wil ik niet dat Skip water drinkt. ‘Alleen spelen’, moeder ik. Skip kijkt me
aan. ‘Vooruit, één likje dan’, geef ik toe. En dat vind ik dan zo leuk dat je
hond je begrijpt. Skip ploddert zijn bek en hangt daarna zijn tong in het
water.
uit de bundel Bezige Bu (2015)