Iets verbieden, ‘nee zeggen’, is nooit leuk. ‘Nee’ wordt veelvuldig gebruikt uit gemakzucht of gewoonte. Zet je het woord ‘nee’ spaarzaam in, dan heeft het die ene keer dat het echt nodig is des te meer impact. Ik heb een hekel aan ‘nee verkopen’ omdat ik mijn lieverd van een hond alles gun. Vanzelfsprekend gelden er regels waar hij zich aan moet houden. Maar je onthouden van het gebruik van een afkeurend woord, activeert je om creatiever te zijn in het bedenken van positieve actie. Omdenken noem je dat.
Skip speelde tegen wil
en dank een week voor stadse hond. Hij mocht niet jagen en graven om uit te
zonderen dat schurende zandkorrels, prikkend struikgewas of striemende takken
de linkeroogklachten verergeren. In plaats van te nee-en als Skip de zoveelste
muizen-, mollen- of konijnengang wil inspecteren, zeg ik: ‘Denk aan je ogen.’
Hij kijkt er verongelijkt bij, maar het is wonderbaarlijk hoe vlug hij mijn
verzoek oppikt. De proefweek is om; het maakte geen sikkepit uit. Skip mag weer
op vol vermogen overal induiken. Skip is het echter al zo gewend dat hij me
voordat hij de bushbush wil ingaan, mij berustend aankijkt: het zal wel niet
mogen hè. Zo sneu, maar wat een blije mus als ik tegenwerp: ‘Het mag, ’t is
goed!’ Na luttele minuten de eerste muis. Zijn blije bedremmelde tronie (Skip
doodt in reflex en toont daarna compassie) spreekt boekdelen: oef, ik ben het
niet verleerd.
uit de dikke pil: Skipkluifjes