Het is vroeg,
veel te vroeg. Meteorologisch gezien is het nog herfst, maar als ik naar buiten
tuur zie ik dat het niet alleen licht gevroren heeft vannacht, maar zelfs
gesneeuwd. Wie had dat gedacht? We zijn nog steeds een beetje in de war van het
verzetten van de zomertijd naar normale tijd en nu is de weerman daarboven ook
al van slag.
Het kost me moeite om in het schemerlicht onder mijn behaaglijk warme dekbed vandaan te komen. Zelfs Skip ronkt nog op het pluche. Op zijn rug, met de poten omhoog en zijn kop in een onmogelijke positie, is hij verzonken in een diepe slaap.
Gewoonlijk maakt hij me elke ochtend op exact dezelfde tijd, vrolijk staartzwaaiend, wakker. Honden houden van een vast ritme. Zijn gedrag herinnert me daar steeds aan wanneer we afwijken van ons dagelijks patroon. Onwillekeurig word je zelf evenzo een gewoontedier. Vandaag klopt ons schema dus niet omdat hondemans nog ligt te dromen en toegegeven: omdat ik een beetje lui ben.
In het park aangekomen realiseren we ons dat de vaste ochtendploeg al huiswaarts is gekeerd. Klopt, we zijn laat. Skip kijkt me verwijtend aan – of ik er wat aan kon doen. Hij had toch net zo goed geen aanstalten gemaakt om op te staan? Zonder hondenvriendjes wordt het misschien minder spectaculair maar door de sneeuw stuiven, sneeuwhappen, achter sneeuwballen aan rennen is een prima alternatief.
Eigenlijk ben ik slecht gekleed op de onverwachte Siberische koude en besluit rechtsomkeert te maken, voordat ik helemaal verkleumd ben. Skip wil blijven en tuurt hoopvol naar vriendjes in de verlaten witte wereld om ons heen. Met geringe temperaturen is hij juist in zijn element. Hij daagt me uit. Ik lijn hem aan, deze keer ben ik onverbiddelijk.
Ik verzeker hem dat we vanmiddag teruggaan zodat hij de honden van de middagploeg kan treffen. Skip blijft sceptisch en maakt geen aanstalten om ook maar een poot te verzetten. Dus beloof ik hem tevens dat zolang het winter is, ik de wekker op alarm zal zetten zodat we in het vervolg niet meer te laat komen. Dat is kennelijk goed, want hij volgt me braaf en zonder morren.
uit de bundel: Hij doet niks door Cela den Biesen (2009)