Voor april brandt de zon
al behoorlijk. Een pril konijnenkind haalt Skip van achteren in. Het rent het bultvormige
landschap omhoog en verschuilt zich achter de omheining onder de groene zoden.
Onmiddellijk wordt Skip door konijnenkoorts bevangen. Stevig draad houdt hem tegen. Verdraaid! Skip draait zijn clichématig riedeltje af wat
NOOIT werkt: Hé hoi, konijn. What's up? Het konijn dat veilig
achter de tralies zit, houdt zich redelijkerwijs koest. Skip probeert zich door
de omheining te wurmen. Na één tevergeefse poging houdt hij het voor gezien.
Veel te warm om je in te spannen. Hij draait zijn kop in mijn richting en kijkt
dwars door me heen.
Het is alsof hij prakkiseert. De bedachte oplossing heeft hij afgekeken van vriend en vijand: kat. Want: waarom je eigen zo druk maken als de afwachtende poezenmanier evengoed resultaat genereert. De copycat neemt een laconieke pose in voor het gat waar het konijn buitenbeeld verdween. Bij vermeende beweging zwiept de van voorpret opgekrulde staart begerig: hup, voor de draad ermee. Hij heeft alle tijd van de wereld: ooit zal de babybunny zijn schuilplaats moeten verlaten. Mij rest niets anders dan naast hem plaats te nemen en wachten, wat ik met zo'n weertje overigens graag doe.
uit de bundel Bezige Bu (2015)