Het is windstil. De rode vaan hangt als een vod naar beneden. Op het terrein van de schutterij wordt geschoten. Zou het het moertje dat we uit de beschoeiing zien komen, opgeschrikt hebben? Skip is nog onwetend van de foxy lady. Hij loopt heel inventief aan de andere kant van de heuvelrug in de schaduw. De hele dag had hij ontiegelijk uitgekeken naar het tijdstip dat hij zich het laplazarus kon rennen, maar de warmte is blijven hangen.
De vos met hevig ruiende vacht dart over uitgehold land. Vlokken onderwol laten los uit haar nu hyena-achtige patchworkjas. Het blijven bijzondere ontmoetingen ondanks dat je tegenwoordig de nek breekt over de vossen, reeën en marters. Kort daarna snort Skip het vossenspoor op en weg is-ie. Omdat we weten waar de vos woont, kuieren we daar naar toe. Geen hond en geen vos te bekennen. We sluiten ons niet op in angstdenken en wachten zittend op een takkenbos.
Na pak ‘m beet een kwartier fluiten we. Skip presteert het om volledig uit het zicht, in de nabijheid van de burcht uit te rusten. We halen hem op. Aan zijn licht schmutzige snuit is af te leiden dat hij op visite had willen gaan, maar dat de vos geen huisbezoek wenste. Skip schudt van inspanning. Behalve een 0,3 cl Coca Colaflesje gevuld met H20 is er geen water om zijn gloeiende body in te blussen. We leunen even achterover.
Met zijn gehijg deelt Skip zijn
belevenissen aan ons. Door de bank genomen duurt de terugweg dubbel zolang.
We nemen voortdurend schaduwpauzes om hem op adem te laten komen. Thuis stort
hij zich ter aarde en blaast daar tot Assepoestertijd uit onder de kersenboom.
Het moet een verdomd opwindende foxy lady zijn geweest.
uit de bundel Bezige Bu (2015)