Skip en Cruzer stonden ’s morgens vroeg op een splitsing in het hondenbos. Gingen ze verder richting jachtgebied of bewandelden ze braaf het rechte pad? Ze overlegden druk gebaren makend met voorpoten, lichaamstaal en mimiek. De dialoog ging ongeveer zo.
‘Wat wil jij?’
‘Ik weet niet’.
‘We hebben al flink wat
kilometers achter de kiezen.’
‘Je hebt gelijk.’
Schokschouderen.
‘Serieus, we zijn toch
geen oldtimers!’
‘We nemen een kort
kijkje.’
‘Je bedoelt: gewoon effe
checken of er konijnen zijn?’
‘Ja, we zijn er nu
toch.’
‘Laten we dat maar doen dan.’
M. speelde op de impasse in door de honden te vragen of ze mee willen doen aan het koekjes gooispelletje. Cruzer en Skip keken verrast naar ons op (Hé, jullie hier?) en elkaar aan. ‘Gaan! Nu!’
De beslissing was genomen. Ongeveer een uur later moest de oververhitte Cruzer worden gereanimeerd, en de afgerolde krulstaart van de hevig schuddende Skip omhoog worden getakeld en opgedraaid tot de accu weer vol was. Het derde bendelid Byker die zich afzijdig had gehouden en verborgen tussen de bramen aan onze voeten luistervinkte, bekeek de twee meewarig. Watjes, zij had nog best door gekund.
uit het boek: De rebellen maken er een bende van (2014)