Een flakkerende ochtendzon en een woestijnwind waar je
een gortdroge mond van krijgt. Een nu al sjokkende file in het hondenbos.
Behalve de onze. De rebellen intensiveren de zoektocht naar het hert dat zich
weer in hetzelfde vak en op hetzelfde tijdstip bevindt als de dag ervoor.
Terwijl de hinde feitelijk naast ons ginnegapt, snuiven de honden de geur op,
maar niet haar spoor. De tijd verstrijkt en de zon klimt hoger. Voordat ze door
de hitte bevangen worden, sturen M. en ik ze van het hert vandaan richting het
trefzekere meetingpoint. De honden verkeren in topconditie, maar
zelfs met zulke tropische temperaturen staat hun beschermingsmechaniek uit.
Skip komt tanken. Als de riem uit de tas glijdt waar
ook de waterfles in zit, neemt hij na één haastige slok de benen. Niet veel
later: gehijg achter ons. Zo luid dat M. en ik elkaar niet kunnen verstaan.
Gedrieën drinken ze uit de gepresenteerde waterbak: dorstige tongetjes duwen
elkaar opzij. Ik wuif Skip en Cruzer koelte toe met een herenzakdoek. We nemen
een shortcut. Cruzers ledematen haperen op het asfalt waarop zon en
schaduw elkaar afwisselen door lullige gemeenteboompjes die streng in het gelid
staan. Onder aanmoediging straatslijpen de drie naar de onder een eik
geparkeerde auto. Dringen geblazen. Wie het eerst entert, mag voor de airco.