Ik word
wakker. Mijn uitzicht is net zo blanco als het witte kunststof kozijn. Weg
balkonreling, weg kerktoren. Dikke dichte mist. In de uiterwaarden lijkt de
tijd bevroren. Het werkt heel vervreemdend, zeker omdat we er moederziel alleen
zijn. We slenteren in de beslotenheid van het allesoverheersende wit. Je kunt
geen ‘hond’ voor ogen zien. Voor de verandering concentreert Skip zich volledig
op mij. De rivier stoomt geluidloos. Op de onzichtbare dijk doorbreekt een
kapotte knalpijp van een brommer de stilte.
uit de bundel Bezige Bu (2015)