donderdag 12 mei 2022

KATJESKERMIS

 katjesdag

Vanaf het balkon heeft Skip perfect zicht op alle tweebenige en viervoetige voorbijgangers

Halfbewolkt en een gematigde temperatuur. Skip en ik laten ons op de hoek van de hoofdweg bij een bloemenperk met gemenied hekwerk uit de auto zetten. Van daaruit kuieren we dwars door de groene vogelbuurt naar opa. In het recent geopende cross- en speelpark dat een hondenrenplaats faciliteert, wacht een doddige doodlepup Oscar in de hondenren op een speelkameraadje. Skip toont meer belangstelling voor de witte poes die tegen de draad van de ingangspoort wrijft. We steken gauw over waar een gesandaliseerde midzestiger met Abrahambaard een frikandel-snackende Steffie meesleurt. Naast de twee loopt een yin en yang poes. De poes met een zwarte bovenkant en een witte onderkant, smijt en vrijt bij elke neuzelstop van Skip haar lichaam op de grond. Ik leid Skip af. Bij de rotonde houden we links aan.

Drie kibbelende inbetweens, waarvan de jongen met petje attent wacht tot de jonge Podenco in Dobermanverpakking is uitgepiest. Skip en Sheba wisselen kort gegevens uit. We nemen de zanderige afdaling. Het regenwater heeft het pad uitgewist. Een lapjeskat loert vanonder een rododendron vandaan. Skip snuffelt het spoor van de teef af. Een perfect Duits en Engels sprekende wellevende student – afgewaaid uit het Verre Oosten – vraagt de weg naar de militaire basis. Ik wijs de knappe kop zonder pardon de weg. Unverfroren wil ik weten of in de rugzak waar een touwtje uithangt, geen explosieven zitten. De grens tussen ernst en luim. Hij heeft humor en zegt dat de basis zijn landmark is van waaruit hij de weg naar zijn logeeradres kan vinden. Een zwart winterkatje schiet de weg over. Op de singel in de voortuin van een tweekapper wast kater Willem zijn pootjes in het laatste streepje zonlicht. Hij weigert buiten te verlaten, zelfs als de bewoonster luidruchtig met een vork in een blikje kattenvoer port. ‘Zal Skip even helpen?’ ‘Graag,’ lacht ze, ‘ik moet zo weg.’ ‘Komt-ie’, kondig ik aan. Willem is zo binnen.

Bij de ingang van opa’s appartementencomplex wacht gembergetinte kater Jaap die zich meer hond waant ons op. Hij miauwt en geeft kopjes. Gedrieën stappen we de lift in. Jaap stapt op eenhoog uit, wij op de tweede etage. ‘Het stikt van de katten op straat’, vertel ik aan opa. Opa weet waarom: ‘Het zijn de Katjesdagen.’

uit de bundel Bezige Bu (2015)

BIFI

In het park wandelen twee gezinnen, begindertigers, met hun drie goed gevulde teckels. Als de logste éminence grise van hen afdwaalt, sommee...