Skip neust graag
in het vrije veld rond. Bij voorkeur daar waar dichte vegetatie is. Deze koopzondag wringt
hij zich langs de drukke ringweg tussen vrij recente aanplant die hoofdzakelijk
uit katwilgen en oprukkende distels bestaat. Op de ganzenberg die omgedoopt is
tot distelbult krijgt hij carte blanche van mij: kijken hoe lang hij het
volhoudt. Een beetje uit eigen belang, want buiten speelt de krachtige helios ons
nog volop warmte toe, terwijl je binnenshuis de kilte van het najaar al voelt.
Ik dwaal af.
Het zijn geen heftige
sporen die de hond volgt, want hij stapvoet. Daarbij speelt de eerder genoemde
warmte hem parten. Hij draagt zijn struintuig en is via een langere lijn aan
mij verbonden is. We sjumen al jaren samen omdat híj dat zo
leuk vindt. Het is voor mij niet altijd even prettig: schrammen (door twijgjes
en stekels), een nat pak (bedauwd blad veegt zich aan mijn kleding droog) en in
het voorjaar zitten mijn pruik en jas onder het pluis. Vandaag valt het mee. Er
hangt onderaan weinig blad aan de wilgen die al op hun retour zijn. Af en toe
striemt er een iele stengel tegen mijn gezicht.
In een tijdschrift heette spoorzoeken of speuren aan de lijn: trailen. Ik noem sjumen vanaf nu trailen omdat het actiever
en minder amateuristisch klinkt. In het artikel vermeldt de auteur dat de
moeilijkheid van ‘werken aan de lijn’ is, dat de hond alle vrijheid moet hebben
om het spoor te volgen en uit te werken. De baas schaduwt de hond. Gaat deze door het
struikgewas dan volgt de baas zonder blikken of blozen. Verhoogt de hond zijn
tempo dan schakelt de baas vanzelfsprekend een tandje bij. De tekst voelt een
beetje als erkenning van mijn tijdelijk afzien tijdens onze jarenlange
sjuumtochten.
*Sjumen (schumen) is Limburgs
dialect voor ‘genieterig op je gemak rondneuzen’. Ik kan er zowaar geen
treffender en mooier Nederlands woord voor bedenken.