Het is enigszins slecht weer: nattig doch mild. Ik probeer Skip door
de wijk te loodsen zodat we nog ietwat droog lopen. Skip vertoont een sterke
afwijking naar rechts, waardoor we toch in het open veld belanden. Hij is me
bij de eerste de beste graspol waarin hij een projectje ziet al vergeten, Ik
begroet in de regen enkele buurthonden: Fritsch
der Deutsche Schäferhund, een onbekende getijgerde pit, Beagle Spike, twee
labradors, Tasco de Tatra, en Berner Sennen Jessi.
Skip heeft van dit alles geen weet, zijn kop verblijft al drie
kwartier ondergronds. Om een en ander wat te bespoedigen, stamp ik rondom de
plek waar Skip graaft. Het muizenonderdak schudt op zijn grondvesten en uit een
van de door Skip gegraven sleuven komt een forse beige muis tevoorschijn.
Volstrekt in halfslaap waggelt de woelmuis het natte grasland in. Skip werkt,
onkundig van dat feit, door aan de andere ingang. Ik volg de slaapdronken muis
die een grote bocht neemt en weer zo vlug mogelijk zijn warme nest wil
opzoeken. Ik overrompel de slome muis en omklem ‘m met één hand. Wanneer de
nietsvermoedende Skip vastgeklikt zit, duw ik de muis gauw de gang van zijn
woning in. De blik van Skip was een foto waard. Vangt het vrouwtje een keer een
muis (ik was zelf hogelijk verbaasd) helpt ze hem ontsnappen. Ik noem het een
goede daad, Skip vindt het verraad.
uit de bundel Bezige Bu (2015)