De lucht
betrekt. Skip had zijn zinnen gezet op langs de Maasoever scharrelen. Ik geef
toe vanwege de gemelde regen. Ik ben geen fan van de beemden meer vanwege de
onregelmatige keienpaden in combinatie met Skips pootgewrichten. Plus na het
weekendtoerisme en de weidende schaapskudde is het gebied vast een lopend
buffet. Skip is gefrustreerd omdat ik hem geen duimbreed geef. Als Fritske, een
vriendelijk Duitse Herder nadert, mag Skip los. De jonge onstuimigerd krijgt
credits van Skip. Er worden zowaar spelbogen gemaakt, waarna kort wordt
geswingd. Als Fritske te euforisch wordt en op Skips rug belandt, kaffert Skip
hem kort uit. Fritske begrijpt dat hij te ver ging en trekt zich terug. In
Skips bek prijkt een dun plukje witte haren. Hij had zichzelf in de staart
gehapsnapt. Als daarbij een met hun fietsbel rinkelende colonne fietsers en
drie gillende ambulances, en vijf knetterende scooters voorbijkomen, heeft Skip
er tabak van. Ik wist het. De honden krijgen allebei een koekje. We gaan naar
huis en halen de schade vanmiddag in. Het bleef de hele dag droog trouwens.
uit de bundel Bezige Bu (2015)