De huistijger van onze
bovenburen zagen we voorheen nooit. Sterker nog, we waren onwetend van het
bestaan van Schraar. Zeker hoorden we weleens: ‘Schraar, niet doen’. Wij
koppelden dit aan onze andere buurman die toevalligerwijs eveneens luistert
naar de vernederlandste versie van het Franse Gérard. We hoorden nooit geklaag
of gemiauw. Terug naar poes Schraar. Ja, het is een poes. Volgens de
eigenaresse: een dame van stand die, heel geslepen, nooit heeft geleerd om
zichzelf te onderhouden (lees: muizen vangen) en zich daarom dagelijks laat
fêteren op exquise hapjes.
Tien jaar lang leefde de
hybride van Noorse Boskat en Tijgertje tevreden tussen de kamerplanten. Nu
lonkt de jaloersmakende jungle (lees: de achtertuinen). Niet lang nadat de pas
geplaatste balkondeuren open zwaaiden, zette Schraar de eerste voorzichtige
stapjes op onze serre. Ze kijkt nog steeds haar ogen uit: een groen oerwoud
ligt aan haar voeten. Ze moet alleen nog daar zien te komen. Ze schat haar
kansen in. Hoe ver is het springen naar het schuurtje, zou één dappere duik het
halen om in de Japanse honingboom te belanden, is afdalen langs de regenpijp
een optie?
Geregeld zie ik het
deftige kopje nieuwsgierig om de hoek steken: zou daar beneden binnen ook een
poezenpaleisje zijn? En: wat is dat voor een crèmekleurig harig beest?
Vooralsnog is ze tevreden met slenteren over het dakgeraamte, dagdromen in de
dakgoot, dammen van ruit naar ruit, spinnen, en lui liggend haar staart
zwiepen.
Zal landgenoot (Noorse Buhund) Skip
uit zijn dak gaan als hij haar ziet? Zal hij zich wild schrikken? Tot nu toe
had hij weinig reden om de lucht te bestuderen - in vogels en vleermuizen heeft hij
immers geen interesse. Misschien heeft hij zijn poezelige landgenoot allang
gespot en vindt hij het stiekem gezellig. Want: als gecertificeerde waakse fiks
over je heen laten lopen is een onweerlegbaar taboe.