Skip speelt graag
(semi)nuttige spelletjes. Vooral die waarbij lekkers te verdienen valt. Zo
deden we een tijdlang rondslingerende beesten apporteren en later een gradatie
hoger: op naam. Beestje, big, bontje, coyote, duck, Flip de hulphond, egel,
fazantepup, haas, inktvis, kangoeroe, kip zonder kop, marter, mol, muis, paard,
pieppaard, rat, Stinky, wasbeer en wezel, bracht hij rap en foutloos voor. Knap
vond ik dat hij verbanden ging leggen tussen de pluche dieren, hun naam en de
levende dieren. Daarna was de uitdaging was eraf. We breidden uit naar
speelgoed, tuingereedschap en woonaccessoires. In mum van tijd waren die net zo
goed een kippetje. Voor de ingewikkeldere variant - verstopte voorwerpen op naam
aanleveren - peuterde hij een dubbel aantal
brokjes los.
In het opendeurseizoen
raakten de apporteersessies in de vergetelheid. Het buiten zijn vroeg om een
eigen invulling. Ik liet de repetities achterwege. Een hond hoeft niet altijd
te werken voor de kost. Nu de herfst zijn intrede heeft gedaan, de tuindeur in
het slot blijft, en de verveling toeslaat, duwde Skip me zonder aanleiding
coyote in de schoot. Ik pakte de brokkenpot, verdeelde de beestenbende door de
kamer en schalde: ‘aaapporte paard.’ Hij bracht (met opzet) duck. Ik meld Skip
dat we weer moeten gaan oefenen. Da’s kaasje!
uit de bundel Bezige Bu (2015)