Wij gaan niet ver. Skip
strandt over de dijk meteen op de nu eentonige vlakte. Het is Oktober
Mollenmaand. Terwijl Skip hoopvol graaft, volg ik de vogeltrek aan een klassiek
vliegenblauwe lucht. Opgewonden gekakel in alle toonaarden. Voor de vogels is
het een reünie. Conversaties gaan over: waar ben jij geweest, hoelang, hoe was
het daar, zijn er nog meer, waar ga je nu naar toe, en sluit je bij ons aan.
De vangst is nul. Geen
mollen, dus ook geen kruisen op Skips conto. We koersen naar het water waar hij
het zand van zijn poten en uit zijn bek kan spoelen. Vijf krijsende meeuwen
vallen ons in een duizelingwekkend tempo aan. Eentje pikt er in mijn
schedel. MÖVENPICK! Wat maakt hen zo van streek? Als het er slechts
één was geweest, had ik ‘m nog voor verziend kunnen verslijten. Hebben ze trek
en zijn ze boos dat ik ze niet voer? Skip blaft ze weg en ik weer ze van ons af
met een lange zwaaiende tak. Skip moet er meermaals achteraan. Hij volhardt
totdat ze eindelijk wijken. Mijn held!