Op de parkeerplaats bewonderden
we de pup van kersverse hondenouders. We quatschsten wat. Skip en pup huppelden
rond. De vrouw keek op haar horloge: ‘Oeps, de tijd is om. Jammer we hadden nog
wat willen wandelen.’ ‘Ik dacht dat jullie tegelijk met ons aankwamen’, waren
mijn woorden. ‘Dat klopt’, zei de vrouw, ‘maar een pup mag maar vijf minuten
wandelen volgens de boeken.’ Ze laadden de pup weer in de auto en reden weg.
Ons verbouwereerd achterlatend. Zendingsdrang kriebelde en kreeg niet de kans.
Voor de visvijver stond
een jongeman in een grijze jekker met een werpstok in zijn handen. Van bovenaf
de berg stortte zijn jonge Duitse Herder met de bal in zijn bek naar beneden.
Dat spelletje speelden ze een kwartier later nog, zagen we vanaf de bovenkant.
Het is navrant dat de eigenaar onbekend is met de fatale combinatie jonge grote
hond/werpstok/heupdysplasie. Zendingsdrang borrelde onderhuids. Hij leek me
geen persoon waar je mee van gedachten kon wisselen.
Skip groef langs de
oever, ik leunde tegen de omgevallen boomstam ernaast. Een guitige kruising
Labrador/Stafford/Whippet van een half jaar schoot Skip ongevraagd te
hulp. The jumpy dog met een half zwarte half witte kop
luisterde perfect naar zijn bazinnetje toen ze hem maande: ‘Hé, waar zijn je
manieren! Eerst vragen of je mee mag helpen.’ Hij stopte, ging zitten en keek
Skip met een schattig schuin koppie vragend aan. Die vond het meer dan oké: met
twee graven gaat dubbel zo diep. Nadat ze hun neus in China hadden laten zien,
liepen we samen een eind op. Wat gaan hond en eigenaresse naturel en speels met
elkaar om. Zendingsdrang is hier totaal overbodig.