Tegenwind. Langs de oever laten kinderen een fleurige vlieger met twee slingerlinten op. Hij klimt hoger en hoger. We ritsen de jas tot aan de nek toe dicht. Herfst! De wind brengt alles in beweging. Een lege grijze afvalzak bolt op en danst over de weke kleilaag. Skip hangt schuin in de wind. Een op de klippen gelopen gammel vissersbootje dat de naam Marina draagt, trekt zijn en vervolgens onze aandacht. Door rücksichtsloze golven en de misschien matige stuurkunsten van de gelegenheidskapitein had het de kust geramd. W. schiet de shabby Duitse schipper die tot aan zijn bouwvakkerdecolleté in het koude onstuimige water staat, te hulp.
Met vereende kracht - duwen, schommelen, een
joekel van een stam als hefboom en Skip die ter aanmoediging blaft - trekken ze het groene
stalen schuitje weer vlot. De schipper, een stoere man van weinig woorden,
hijst zich kielekiele aan boord. Het bootje wordt weer speelbal van de woelige
baren. Dan ronkt de buitenboordmotor. Wij wensen hem: ‘Gute Fahrt!’ De schipper maait met zijn logge armen. Het opgeluchte
‘dankjewel!’ in vet Duits accent vecht tegen de westenwind.
Skip stopt met blaffen. Wantrouwde hij de situatie of de man? Op
het bovenpad rent wervelwind Speedy ons op zijn oude dag bijkans omver. Zijn
witgesokte zwarte poten volgen Heidewachtel Snuf die heiß is. Ze voelt echt warm aan als we haar knuffelen. Haar bazin
steekt van wal: ‘Het heeft niks met loopsheid te maken, Snuf komt gewoon vers
uit haar mandje.’