In een
niet nader te noemen stadsdeel is je hond uitlaten voor een fatsoenlijk burger
met brave hond bijkans een
militaire operatie. Het risico voor je reu om opgevreten te worden, is
substantieel aanwezig. Er zijn zelfs hondeneigenaars die schema’s bijhouden
welke engerd waar en wanneer loopt. Het mijden van fnuikende ontmoetingen
tussen onschuldig slachtoffer en asociale soortgenoot is hier voor menige
wijkbewoner driemaal daags puur lijfbehoud. Raken de gemoederen niet verhit
door de hoge zomerse waarden dan wel door het te ja of te nee aanlijnen van
übergeproportioneerde reuen met een twijfelachtige reputatie.
Beschaafde, of moet ik zeggen beleefde, liefhebbende baasjes doen alleen al bij het inbeelden van denkbare
horrorscenario’s ’s nachts geen oog dicht. Over voor wie je allemaal beducht
moet zijn zodat je je lieveling na elke wandeling heelhuids mee naar huis kunt
nemen, wordt door medehondeneigenaren druk gerateld. Er vanuit gaan dat een
hond zich weet te gedragen omdat hij zonder lijn loopt is geen veilige
maatstaf, zo blijkt uit roddel en achterklap. Daarom
kozen Skip en ik er wijselijk voor om vluchtwegen te benutten, schuilplekken op
te zoeken, te treuzelen om de ander een voorsprong op te laten bouwen en
voortijdig de wandeling af te breken (abort,
abort!) en de vijandelijke linie te verlaten. In plaats van slachtofferhulp
te moeten in schakelen, doen we de wandeling later dunnetjes over in ons eigen
vertrouwde hondenbos.
uit de bundel Bezige Bu (2015)