Onder schooltijd heerst
in onze achtertuin een serene stilte. Skip kan daar intens van genieten.
Hemelvaartvrij. Buurtkinderen met fietsenrekjes spelen luidruchtig op de oprit
voor hun eigen huis. Boink boink uit een boombox. Skateboarders in de
brandgang. De piepende schommel van twee deuren verder smeekt al jaren om
gesmeerd te worden. Een communiefeest waar volwassenen het hoogste woord
hebben. Ik kan het allemaal van me af laten glijden. Skip is al een paar keer naar
binnen gevlucht. Ik geef ‘m een bullenpeesje ter verstrooiing. Kluifjes smaken
buiten veel lekkerder volgens Skip. Hij graaft een wolvenkuil onder de bamboe.
Daar vindt hij de rust om het bullenpeesje voor te weken. Als opgroeiende jeugd
op de parkeerplaats een scooter aan de praat probeert te krijgen, borrelt de
onmacht bij Skip naar boven. Effe dimmen, blaft hij. Hij overstijgt de herrie
niet: het afgezaagde stukje bullenpees dat nog steeds binnensmonds verblijft,
werkt als een geluiddemper. Ik proest het uit. Een licht ontstemde Skip besluit
‘voorgoed’ binnen te blijven. Wat is er gebeurd met de zondagsrust?
uit de bundel Bezige Bu (2015)