Aan de rand van de rivier bedwelmt jong wilgenhout. Skip ruikt meer. Druistig rammelt hij over grijze keien, ik ijl achter hem aan. Vóór de in onbruik geraakte betonnen rioolontsluiting zie ik natte beige pieken onder een knoestige wilg. Het is geen prettige aanblik. Een opgezwollen lijkje van naar schatting 25 kg (ik vergelijk de romp met die van een poolhond), gehavende schouder en een afgeschaafd dijbeen, geen kop, geen staart. Het dier, wat ik door de lichte kleur en de herkenbare voetzolen toch voor een hond houd, is flink verminkt. Wat er dan door je hoofd gaat, is veelal erger dan de werkelijkheid.
Het
Dierenambulancenummer in mijn mobiel blijkt gedateerd. Thuis bel ik met de
dierenartsenpraktijk, omdat ik toch twijfel. 'Blonde bevers?' 'Ja, we
bewonderen regelmatig beverbouwsels bij de vistrappen en de visvijver,'
antwoord ik, 'maar mij is enkel de bruine bever bekend.' De assistente
verschaft me het telefoonnummer van het Dierenmeldpunt, waar ik de vondst
uitleg. De regionale Dierenambulance neemt contact met me op. Een aardige
vrouwenstem vraagt de exacte locatie. Na een half uur krijg ik weer een
belletje. Het is toch een, vermoedelijk verdronken (en daarna door een schroef
van een bootje onthoofde) Castor fiber. Geïnundeerd land wordt de bever wel
vaker catastrofaal. Het stoffelijk overschot wordt geruimd. Dierenambulance
bedankt, ook voor de attente terugkoppeling van de afloop!