Een aanhoudend zonnetje. Een dambord van akkers en hooiland. Kribbige koeien achter stekeldraad. Ze worden getergd door een vleet vliegen. Ze wiegen hun lichaam, slaan met hun staart, schudden hun kop. Huidrillingen als een paard. Een Roodbonte knort hardop. Nooit heb ik een koe horen knorren.
Ik verwen
ze met een bussel vers gemaaid raaigras. Ze vliegen eropaf. Skip maakt gebruik
van de pauze en hijgt in de schaduw. In het buurland rennen hun wilde nichtjes
naar het klaphekje. Halfwas Galloways willen eveneens het versgemak proeven. Ik
doe wat op de borden staat: afstand houden en negeren. Een klaterende
zeikstraal: ze voelen zich buitengesloten. Daarom en omdat de vliegen ook Skips
vochtige knikkers hebben ontdekt, wandelen we bij het vee en de vliegen
vandaan.