Waar een ander moeite
heeft met het onthouden ‘of de wijzers vooruit of achteruit moeten’, heb ik
last van mijn biologische klok. Ik ben niet één uur in de war (het
tijdsverschil), maar domweg het tijdsbesef kwijt. Op de gekste momenten heb ik
trek en de luiken van mijn ogen vallen om 16.00 uur al half dicht. Ik ben niet
vooruit te branden. Aan Skip merk ik het ook. Hij slaapt uit in plaats van
dat hij eerder wil wandelen, en komt op de meest vreemde tijden met zijn riem
of voerbak aanzetten. Pas over een paar dagen zitten we beide weer in ons vaste
ritme en lopen we als vanouds in de pas.
uit de dikke pil: Skipkluifjes