De stank is voor de menselijke neus moeilijk te harden. Ik probeer te zigzaggen, maar het blijkt onbegonnen werk. Het vervelende is dat Skip dol is op appetijtelijke hopen van paard, koe of schaap. Het blijkt een lastig karwei om te voorkomen dat hij de verse stront eet, ondanks dat ik hem bijna meesleur. Een volwassen hond die al jarenlang succesvol de straten afschuimt, beletten om zich te goed te doen aan uitwerpselen van landbouwdieren, is heel andere koek.
Skip kauwt traag en met een provocerende blik. Lekker vindt hij het beslist niet. Volgens de meest geraadpleegde hondenpsycholoog ziet Skip het als een manier om ons uit te dagen. Hoe meer aandacht ik besteed aan het afleren, des te aantrekkelijker zou hij het gaan vinden. ‘Plus, je wint nooit’, zei Martin (Gaus), ‘want de bek van de hond is dichter bij de grond. Hij is dus sneller dan jouw woorden of acties effect kunnen hebben.’ Volgens hem moet ik het ongewenste gedrag volledig negeren.
Warempel, het werkt. Komt het door mijn vastberadenheid, mijn
schijntolerantie of door het voorstel dat ik aan Skip heb gedaan: hij
beperkt zich uitsluitend tot konijnenkeutels die ik dan als enige wel zal
gedogen. Die petieterige ronde kogeltjes hebben tenminste geen ongewenste
neveneffecten zoals: een onwelriekende geur uit de hondenbek, veelvuldig
ongegeneerd winden, groenige stinkzolen die
afgeven op zijn dekentje, een wormenbesmetting en een volumineuze vijg the day after.
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)