Pluk de dag. Vandaag is zo’n dag die je ten volle moet benutten. Ik ben vroeg uit de veren. Ik voel een onbedwingbare behoefte om buiten te vertoeven. Die drang verdwijnt overigens volledig naarmate het zomerseizoen vordert. Het zijn vooral het heldere licht, het intens frisse groen dat daarna nooit meer zo sappig lijkt en de ietwat weeïge geur van de witbloemige struiken die me naar buiten lokken. Skip voelt het net zo, denk ik. De lente houdt een belofte in. Voor hem vormt de uitdijende begroeiing een nieuw te ontdekken landschap waarin volop verstopplaatsen zijn voor jong leven. Spannend.
Om zes uur zijn we al op pad. Aan de lichte dauw over de velden kun je zien dat het straks veel te benauwd wordt voor de hond. Terwijl de zon omhoog kruipt tegen de strakke blauwe hemel, zingt de onopvallende nachtegaal. De vroege vogel steelt de show met zijn zelf gecomponeerde lied. Ik voel me bevoorrecht. Skip begrijpt niet wat er zo bijzonder is. Hij gaapt nog maar eens een keer om aan te geven dat het naar zijn mening erg vroeg is.
Hij moest zichzelf eens zien schitteren te midden van de tooi lieflijk fluitenkruid. Maar Skip heeft geen oog voor de schoonheid om ons heen net zoals de klapwiekende grauwe ganzen die hier met talloos velen landen om te foerageren. Ook het laag over het water scherende koppel zwanen bemerkt Skip niet. Nee, hij spitst zijn oren om te luisteren naar een nooit eerder gehoord samenspel van loeien en brullen. Het geluid is afkomstig van een oeros die zich van de kudde heeft afgezonderd. Ze heeft zojuist een gitzwart kalfje gebaard. Staand lijkt het straks op een uit de kluiten gewassen bouvier.
Ik houd Skip die intussen klaarwakker is, dicht bij me. Nu is het weiland het volledige domein van pril geluk. We blijven samen op gepaste afstand in alle rust kijken. Skip plukt aan wat gras. Het merendeel van de honden gedraagt zich in deze periode als koeien. Gretig grazend zie je ze op vlezige grassprieten van de eerste Schnitt kauwen. Niet omdat ze last van hun maag hebben, maar omdat het jonge gras in deze tijd optimaal smakelijk en mals is.
Er duiken enkele potige kerels op die de pasgeborene van de moeder isoleren om vervolgens te oormerken. De kersverse moeder reageert furieus. Ze is het er niet mee eens. Ik begrijp haar volkomen. Zij wil haar jong beschermen tegen moedwillig pijnigen. En laten we eerlijk zijn: die belachelijke grote knalgele oorclips zijn geen gezicht. Spijtig genoeg kun je alleen in je herinnering een voorstelling maken hoe Lakenvelders zonder enige opsmuk, in de wei stonden.
Honden boffen maar dat hun verplichte identificatie bestaat uit een geïmplanteerde chip ter grootte van een rijstkorrel die pijnloos onder de huid wordt ingebracht en niet uit enorme, lelijke oorbellen. Enfin, we kuieren op ons gemak terug naar huis. Vanavond als de brandende zon achter de horizon is gedaald, gaan we weer op kraamvisite.
uit de bundel: Hij doet niks door Cela den Biesen (2009)