een pluche egel onder de kin ligt zachter |
Zoals gewoonlijk staat Skip al trappelend klaar. Ik heb hem beloofd dat we vandaag de tijd zouden nemen. Hij begrijpt me en zal er straks dankbaar gebruik van maken. Het is frisjes buiten. Het keuterboertje met zijn vooruitziende blik heeft gisteravond al de pinken op stal heeft gezet. Skip heeft nu de totale koeienwei tot zijn beschikking en is vastbesloten wat te vangen. Wat of wie maakt niet uit. Omdat zich bij hem een onbedwingbare lust tot graven manifesteert, vermoed ik dat er konijn, muis of mol op het menu zal staan. Afwisselend maakt hij luchtsprongetjes in het korte gras met vier, dan wel twee poten. Muizengaatjes en molshopen zijn in overvloed aanwezig. Hij vermaakt zich opperbest. Ik geniet van het schouwspel in mager zonnetje dat mij tijdens het ellenlange wachten verwarmt.
Dan hoor ik herhaaldelijk auw. Het blijkt dat Skip zijn zinnen op een verschanste egel heeft gezet. Onverstandig, zo blijkt. Zijn onderkaak zit vol met stekels. De egel die winterklaar in een bedje van dor gras ligt, stop ik eerst weer toe. Op de terugweg zal ik controleren of het prikdiertje nog ongestoord in winterslaap is. Ik trek de stekels die oppervlakkig in de hondenhuid steken, stuk voor stuk eruit.
Een
hondenkennis informeert wat er aan de hand is. Voordat ik aan mijn tweede zin kan
beginnen, springt Skipongeduldig tegen me op: ga je mee? Een vluchtig
praatje zit er niet in. We moeten verder, commandeert de dwingeland. Ik leg hem
uit dat, toen hij daar straks aan het graven was, hij ook geen compassie met
mij had: ‘Jij hebt mij geleerd om geduldig te wachten, nu is het jouw beurt!’
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)