Ik besluit de natuurgids mee te nemen, zodat we onderweg op ons gemak de flora en fauna kunnen bestuderen. Dat zie je tegenwoordig meer. Veelal zijn het stadsmensen die met de natuur willen kennismaken. Ik herken de wilde bloemen voor beginners: de klaproos, de uitgebloeide paardenbloem, wilde kamille en de margriet. Ik spot een grasklokje. Of is het een pinksterbloem? Dat zoeken we op! Toch wel verdraaid handig zo’n lexicon. Skip helpt ijverig mee. Hij determineert ter plekke minutieus elk blaadje en steeltje van de blauwbloemige. Hem interesseren de achtergebleven geurspettertjes meer dan de plantensoort, maar een kniesoor die daar oplet.
Ik posteer me in de nabijheid van een voor de massa onontdekt strandje. Je komt er via een stoffig zandpad waar kolossale tractorbanden diepe sporen hebben achtergelaten. Skip geniet van de extra tijd die hem wordt gegund nu ik met mijn neus in het boekje zit. Hij scharrelt wat rond en heeft zichtbaar plezier om een douche van ontelbare pluisjes uit de lucht te vangen. In de plassen weerkaatsen de cumulus- of stapelwolken. Na raadpleging van het gidsje kom ik tot de conclusie dat de terminologie van beide woorden hetzelfde betekent. Skip ziet zichzelf weerspiegelt in het water. Geestig om te zien hoe hij reageert op de wederkerige glimlach. Herkent hij zichzelf?
We zijn langer dan gewoonlijk buiten gebleven en ik voel me een tikje
schuldig omdat er dringendere zaken op me wachten. Onzin, we hebben de middag
niet verkwanseld maar het nuttige met het aangename verenigd. Wel blijven de
rondzwevende pluisjes vooralsnog een raadsel. Zijn ze afkomstig van berk of
wilg of zijn het de parachutisten van de paardenblom die hun nazaten droppen? Het
pocketgidsje biedt geen soelaas.