De sluizen van de hemel staan al dagenlang wagenwijd open. Het anders zo smalle riviertje is flink uitgedijd. Massa’s meeuwen maken dankbaar gebruik van het ondergelopen weiland. Zou het in het ondiep enkele graadjes warmer zijn of gaat vissen zo eenvoudiger? Er grondelen immers ook tientallen eenden. Een troep Labradors, echte waterratten, rent ons als blije kleuters voorbij. Zij gebruiken het grasland als pierenbadje.
Meerkoetjes, herkenbaar aan de witte snavel en het witte voorhoofd, duiken steeds het wassende water in en laten zich door de stroming meesleuren. Na een meter of dertig hippen ze behendig op een in het water gevallen boomstam die hen weer naar de oever leidt. Het lijkt een onderling wedstrijdje wie het vaakst een rondje maakt, want in hun drang om vooruit te komen, struikelen ze over elkaars pootjes. Kanovaarders krijgen een andere spannende route voorgeschoteld.
Skip jut tierig langs de waterkant. Muizen die het hoogwater overleefd hebben, proberen een ontsnappingsroute te vinden door het natte gras. Je hoort hun gepiep terwijl ze alle kanten op schieten. Ze hebben niet op Skip gerekend en vallen stuk voor stuk ten prooi aan zijn hapgrage kaken. Zielig. Onder luid gesmak werkt hij ze meedogenloos naar binnen. Een molletje dat net zijn snuitje boven de grond steekt heeft eveneens pech. Voordat hij hem doorslikt, kraakt hij ‘m eerst. Met zoveel slachtoffertjes in zo’n recordtijd op de teller vind ik het welletjes. De rauwe raspkreet van een opvliegende reiger die geen concurrentie duldt, geeft me gelijk.