In de vroege ochtend scheren zwaluwen als volleerde kamikazepiloten hoog in de lucht waar ze hun acrobatische kunsten vertonen. Verschrompelde eikenblaadjes vol meeldauw ruisen in een zomers briesje en dalen langzaam op de bodem neer. Skip en ik zoeken het kalm kabbelende water op. Na tien baantjes is hij afgekoeld en bekaf. Alvorens terug naar huis te sloffen, genieten we van het samenspel van licht en water dat rustgevende schaduwen op een restant van een oude kloostermuur tekent.
Noodgedwongen ligt Skip overdag voor pampus als een luie leeuw, met de poten gevouwen in de lucht, op de imaginaire Afrikaanse savanne. Af en toe hapt hij loom naar een irritante bromvlieg, soms wordt er een gevangen. Een deur die dichtknalt door de tocht. Hij kijkt niet op of om. Pas als de barbecue wordt aangestoken, komt hij volledig tot bewustzijn.
Tijdens de aarzelende schemer
tjirpen de krekels en een bonte specht hamert er ritmisch op los. Het tot stro
verworden gras knispert bij elke voetstap. Samen vormen we een harmonieus
orkest dat musiceert met onorthodox gereedschap. In het vredige hondenbos
worden we lek geprikt door venijnige muggen. Ze steken zelfs door de dunne vacht van
Skips snoet heen. De bloedzuigers zorgen dat zijn ooglid kortstondig opzwelt: niet met
de poten wrijven! Een elegant eekhoorntje zorgt voor afleiding door rap een den
in te klauteren. Jonge konijntjes zitten dapper op ruime afstand van hun
holletje. Gewoonlijk
zou Skip een sprintje trekken, nu begroet hij de lampreien vriendelijk en van
akelig dichtbij. Hun onbevreesde blikken kruisen veelbetekenend die van hem. Beide partijen hebben geen puf voor hachelijke wedstrijdjes en laten
elkaar tijdelijk links liggen. Ons klimaat kennende zal zo’n intermezzo van
korte duur zijn.
uit de bundel: Kluifjes door Cela den Biesen (2012)