Bij het torenhoge flatgebouw waar de
wind altijd fris om de hoek waait, moeten de zachtaardige Skip en ik
oversteken. Op het tegenoverliggende trottoir staat een doorsnee echtpaar van
middelbare leeftijd met vier aangelijnde zwabbertjes die voordat ze van huis
vertrokken nog wit waren. Ze keffen en grommen tegen een beduusde Skip. Vragend
kijkt hij me aan: of we geen andere oversteekplaats kunnen nemen? Ik moet hem
gelijk geven: opvliegende namaakmaltezertjes ontwijk je liever. Per definitie
zou je niet verwachten dat tuthondjes zulk kabaal maken.
Omdat ze getweeën aan elkaar
vastzitten, ontstaat er een onderlinge ruzie. Gewezen witte haren vliegen in
het rond. Het lijkt me geen pretje om zulke hondjes uit te laten. De
sympathieke mevrouw vertelt dat het stuk voor stuk voormalige asielhonden zijn:
‘Ze zijn allemaal mishandeld.’ De man valt haar bij: ‘Daarom moeten we hun
gedrag accepteren zoals ze zijn geworden. Ze hebben al genoeg meegemaakt.’
‘Echt zielig’, zegt zijn eega op haar beurt, ‘maar bij ons hebben ze het nu
goed. En thuis zijn het lieverdjes hoor, de zielenpootjes laten zich zalig door
ons vertroetelen.’ Ik twijfel er geen moment aan.
Het is een wijdverbreid misverstand
dat je onacceptabel gedrag van azielige hondjes moet tolereren omdat ze
(zogenaamd) een vreselijk verleden hebben. Juist in een nieuwe situatie en een
andere begeleiding kunnen manieren handiger ombuigen. Vanzelfsprekend is
vertrouwen en verbondenheid tussen eigenaar en hond hierbij een must. In 2009
kwam daar mijn boek als handleiding ‘Tweedehonds’ over uit.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen