Het is een aparte gewaarwording om in het holst van de nacht onder de
sterren schaapjes te tellen. Het ruisen van de wind door de bomen, sporadisch
verkeer in de verte, de bedrijvigheid op het nabijgelegen rangeerterrein –
geruststellend dat er meer mensen wakker zijn. Door het regelmatige aanslaan
van de koelkast kan ik de slaap niet vatten. Toch word ik bij dageraad gewekt
door de koude luchtstroom langs mijn onbedekte benen. Ik moet tijdens een
doorwaakte nacht toch ingedut zijn. Skip, behoorlijk afgekoeld, komt naar
binnen en vlijt zich aan mijn voeten als een kruikje. Na een kwartiertje, veel
te vroeg, loopt de wekker af.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen