Op de heide heerst de stilte om ons heen. Zwaluwen zijn er
bij de vleet. We hebben ze daar nog nooit gezien. Er wordt gezegd dat je aan de
hand van de hoogte van hun vlucht het weer kunt voorspellen. Bij mooi weer
vliegen ze hoog, bij slecht weer lager. Dit vanwege hun kostje: insecten. Een
drogreden? Het is een zomerse middag waar niets op aan te merken valt. Toch
scheren de kleine gestroomlijnde vogels met stijf gehouden vleugels en masse
gevaarlijk laag. Op de grond zoemen de wespen en tjirpen de krekels in de
zegge. Terwijl je loopt springen ze naast je voeten weg. Zouden de zwaluwen het
daarop gemunt hebben?
Vliegjes moeten we steeds van onze blote armen afslaan.
Bij Skip vervelen ze zijn ooghoeken, zoals je op vroegere foto’s bij
zielige ondermaatse Biafraantjes zag. Hij probeert ze tussen het hoge gras te
ontlopen. Daar moet hij steeds niezen omdat piepkleine zaadjes in en op zijn
neus kriebelen. Samen met de voortdurend kuchende schapen voor wie de
watertonnen droog staan, vormen alle schepsels een beatbox. We profiteren kort
van de schaduw op een omgevallen boomstam. De baas leunt tegen een berkenboom
die prompt omvalt. We schrikken pas echt als Skip zijn neus in de overeind
staande vermolmde stronk steekt waar zich een wespennest bevindt. Zo kan ie wel
weer: genoeg natuur geproefd voor een dag.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen