De rebellen jagen door Fun Forest, we
lopen mee. In het hart stuiten we op een babyblauwe urn. M. verkeerde eerst in
de veronderstelling dat het een bal was en tikt er oneerbiedig met de neus van
haar schoen tegen. Het onbekende keramieken ding aan de voet van een
hoogbejaarde eik rolt op zijn zij. Op het lieve bolvormige geglazuurde potje is
een schildje bevestigd met de inscriptie: Maasje 2001. We schrikken eventjes
van de macabere vondst: Fun Forest als natuurbegraafplaats? We wuiven de
gedachte meteen weg: daarvoor is de maat veel te klein. Eensgezind oordelen we
dat het om een klein hondje, een reutje moet gaan.
Het glimmende urntje is er recent
geplaatst. Zijn de herinneringen aan het hondje verkleurd? Hebben de
eigenaars hun verdriet weggezet in een ongebruikte hoek van hun geheugen en
bleef hun lieveling bij de aanblik van het urntje rondspoken in hun sombere
gedachten? Hebben ze hun rouwperiode afgesloten door de urn een plekje in
zijn lievelingsbos te geven waar ze samen goede tijden hebben beleefd? Of
hebben ze ‘m eindelijk los kunnen laten en mag het hondje hier voor eeuwig over
de jachtvelden vlinderen?
uit het boek: De rebellen maken er een bende van (2014)