Op de schrale heide hoeft een
eigenaar in onvolledig jachtornaat slechts eenmaal te fluiten. Zijn Duitse
staande hond stopt onmiddellijk met wat hij aan het doen is en meldt zich met
bloedspoed bij zijn baas. Met opgeheven kop en een gesteven lichaam gaat de
gevlekte korthaar voor zijn voeten zitten: u had geroepen, baas? Petje
af.
Skip rent als een dolle rond,
hollekidee. Voor de zoveelste keer heeft hij een spoor te pakken. Uit ervaring
weten we dat roepen of fluiten weinig zin heeft; hij meldt zich vanzelf als-ie
klaar is. De man ziet dat wij toekijken. Ik weet bijna zeker dat de uitslover
daarom expres langer dan strikt noodzakelijk is, oefent met zijn
perfect luisterende, slaafse hond. Ik wil ook zo’n toverfluit! Ik stiefel naar
de man. Met gebogen hoofd prevel ik lichtelijk afgunstig met ironische
ondertoon: ‘Is uw fluit te koop?’
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen