Ik pak de zomer in mijn rugzakje. Skip en ik gaan op ochtendlijk avontuur in het heuvelland. De natuur
is er in volle glorie aanwezig. Het stijgen en dalen in combinatie met de hoge
luchtvochtigheid doet mijn benen gedurende de wandeling loodzwaar aanvoelen.
Skip heeft energie voor tien. Ik strijk noodgedwongen neer op een
zonnig bankje in de directe nabijheid van een recent verrezen mini berkenbosje;
mijn ongebreidelde fantasie symboliseert het als een breed uitgemeten wigwam.
Skip galoppeert eromheen als een ongetemd Appaloosa paardje. Iets intrigeert
hem. Voert hij net als de indianen een jachtdans uit? Met behulp van dat
roezemoezige ceremonieel hopen ze dieren te lokken om het jagen te
vergemakkelijken. Ik voel me te loom om er wat treffende indianenkreten bij te
slaken. Bedrieglijke reuring in het struikgewas. Skip duikt erin. Gerinkel van
metaal. Huh? Vrijwel simultaan komen twee honden te voorschijn uit het groen.
Die van mij en een onbekende roodhuid veroorzaken een bijna-botsing. Van ver
klinkt een schrille fluittoon. De robijnrode Ierse Setter maakt zich spoorslags
uit de voeten. Tegen zijn met turkooizen afgezette halsketting tinkelt pijlsnel
een penning.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen