De wind is gaan liggen. De avond is
nog net niet gevallen. Voor ons strompelt oud wijfie Luka, een van origine
Amerikaans hondje. Ze trok op eigen initiatief in bij haar huidige Nederlandse
eigenaars toen die op het punt stonden te remigreren. Haar boodschap was
klip-en-klaar: ik wil mee, ver hier vandaan. Ver van de buurman waar ze tegen
haar zin verbleef. Luka got lucky.
Nu is ze danig geslonken en
lijkt niet meer te passen in haar voorheen zo gespierde postuur. Het bedeesde
hondje is, naast pitbulls, de enige hond waar Skip tegen blaft; alle
buurthonden blaffen tegen haar. Waarschijnlijk zendt ze tegenstrijdige signalen
uit. Vandaag houdt Skip zich koest, zelfs geen lauwe reactie. Ook zij maakt
geen heisa. Wezenloos staan ze langs elkaar. ‘Eén pootje doet het niet meer’,
vertelt haar bazin. ‘Sinds een week.’ Ik laat na om te vragen waarom ze nog
niet bij de dierenarts is geweest. Luka met de versleten grijze jas met hier en
daar een kale plek is veertien. Zonder het uit te spreken weten we het
antwoord.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen