Eind
maart. Dat Skip, net zoals zoveel honden, in zo’n fase van vermolmd hout eten
zit, vind ik daaraan toe. Dat hij er bittere eikenschors bij pakt, is minder. De
nasleep is namelijk ’s nachts gal overgeven. Vanmorgen was ik hem voor. De eek
die in stukken op de ik-pik-niks-plek lag, gooide ik over de draadomheining een
paar meter verderop. Zo kon hij er onmogelijk bij. Een meesterlijk zet, vond
ik, zeker omdat Byker even andere hondse zaken aan haar hoofdje had. Zij is namelijk
geregeld ongevraagd behulpzaam door met opzet weggeworpen stokjes en zo voor Skip
te apporteren. Een half
uurtje later belanden we, door een gewijzigde route, per ongeluk op het domein
waar het gedeponeerde schors lag. De honden waren het poortje nauwelijks
gepasseerd of ze renden lijnrecht naar de plek in kwestie. Ongelooflijk. Zou
Byker het weer aanbrengen? Een meevaller. De honden vingen het ultrasone geluid
van een knaagdier op, en veranderden van richting. Op het pad kruiste hen een
onfortuinlijk muisje. Er hoefde niemand op een houtje te bijten.
uit het boek: De rebellen maken er een bende van (2014)