Stroomopwaarts langs de
rivierbedding staan rechts van ons achter prikkeldraad vijf Lakenvelders snoeperig
op een rij als een goed gevulde doos mergpijpjes. Het water loopt in mijn mond.
Skip richt zijn aandacht op links. Daar slentert een archetype boerentrien
van in de zeventig langzaam onze kant op. Aan haar non- kapsel, het flets
lentegroen C&A'tje, het surplus aan de heupen en de afgedaalde boezem te
zien, schat ik in dat ze ooit een onbaatzuchtige moeder van een groot gezin
was. ‘Een klassieke dorpse draagkoe’ flitst het onaardig door me heen. De
volkse vrouw neemt gretige happen van een verse gevulde koek die ze uit
een anonieme bruine papieren zak tovert: ze heeft ‘m vast verdiend, de
schat. Skip ruikt zoete koek. Jammie. Hij verrast me door juist níet te gaan
bedelen. Hij zag haar gulzigheid en wist: die deelt nooit meer.
uit de bundel: Kluif (2013) door Cela den Biesen