Soms
moet je ver gaan om het avontuur te zoeken, soms ligt het heel dichtbij. Daar
waar een decennium geleden nog een begaanbaar struinpaadje lag, prijkten al
weken mysterieuze witte stokjes tussen de door bramen overwoekerde
katjeswilgen. Niemand had gezien wie ze daar in de grond had gepind. Er werd
druk gespeculeerd waarom ze daar waren gepoot. De meest voor de hand liggende optie
was een aanwijzing voor het verrichten van achterstallig snoeiwerk.
Niets of niemand belette ons om op survivaltocht te gaan in het bekende gebied waar we nu enigszins gedesoriënteerd rondsnuffelden. Een oergevoel bekroop ons. We overwonnen gekapte bomen, ontwortelde stronken, stapels grof puin, mul geel zand, en plat gemaaide bramenstruiken - tricky, want je blijft onverwacht in hun lange tentakels hangen. Een lang vervlogen geschiedenis lag bloot. Onze vondsten: een prehistorische badeend die te lang op de rivier rondgedobberd had, een lief wit met grijs gebloemd theepotje uit lang vervlogen tijden, een snijplankje geheel intact, zeven rechterschoenen en één Zweedse klomp, en inhoudsloze flessen met Belgisch etiket bij de vleet.
Het weekend erop popelden we om andermaal de afgraving te bezoeken. Het snoeiafval was afgevoerd en het puin verdeeld. Heel teleurstellend dat het geen wandel- of struinpaadje was geworden, maar een onontbeerlijke dijkversteviging. Skip en ik klauterden over de richels en de schuine helling beklonken met klei. Het was een saaie boel geworden, maar toch nog een hele toer.