Skip wil per se naar de Maasoever, terwijl het uitlaatveld daar
nog steeds onbegaanbaar is door de hogere waterstand. Perongelukexpres doopt
hij met een air van ‘wat kan mij nou gebeuren’ zijn pootjes in de tijdelijke
kreek. Ai, koud en nat. Skip trekt zijn pootjes terug. Dan maar wat aanmodderen
in het hobbedob van de pas heringerichte beemden. We moeten flink door het
slijk gaan om een stukje te vinden waar hij echt los kan gaan. Onderweg laten
we gulle glibbersporen na. De kleffe klei zuigt vast aan de gladde zolen,
waardoor ik minstens vijf centimeter lengte win; mooi meegenomen. De beemden
zijn verdeeld door het water. Kilometers maken zit er niet in, omdat het
bruggetje vooralsnog onbereikbaar is. Het kan de pret niet drukken. Skip
amuseert zich top in de blubber. Voordat we het asfaltpad betreden, neem ik
mijn kleine-mensenformaat weer aan door de rubberlaarzen met het aangekoekte
slik langs graspollen te wrijven. Skip spoelt vaneigens zijn pootjes schoon in
de inham waar kanovaarders te water gaan.
uit de bundel Bezige Bu (2015)