Geen vervoer. Noodgedwongen wandelen we in het naburig park op een ongelukkig tijdstip. Er is veel verkeer. Skip mag niet los: te gevaarlijk. Een bende uitgelaten Labradors komt op hem af. Normaal speelt hij ermee. Nu voelt hij zich in het nauw gedreven, begrensd door de lijn. Zou ik hem aflijnen, dan rent hij in een onbewaakt ogenblik geheid de straat op. Skip trekt aan de mouw van mijn leren jas. Net zoals kinderen doen als ze de aandacht van een van hun ouders willen. Ik begrijp zijn hulpvraag, maar kan hem zo een-twee-drie niet helpen. We lopen snel door. De hondenvriendjes gaan mee, wat niet de bedoeling was. Skip trekt nogmaals aan mijn mouw, nu harder. Het is dezelfde manier waarop hij dwingend vraagt om kiezelsteentjes voor hem te gooien. ‘Ik snap wat je bedoelt, daarom probeer ik afstand te creëren’, laat ik merken. Samen zetten we het op een lopen, in de hoop dat de labjes terugkeren naar hun wachtende baasjes. Dat lukt. Als wilde woef gekalmeerd is, zie ik dat er een stukje mouw mist. Geen fashion statement. De jas is het resultaat van een iets te drastisch genomen toevlucht door de hond: in godsnaam doe iets!
eigen-schuld-scheur: vrouwtje had beter moeten luisteren |
uit de bundel Bezige Bu (2015)