Een lauwe
oktobermiddag. Een reut zesdegroepers speelt riddertje rond en in een wilg langs de waterkant. Skip gaat
er vlot naar toe en laat zich door de jongens aaien. Zijn neus verraadt dat hij
multitaskt: lief doen en sniffen naar eten. Hij vindt louter kruimels op de
grond. Ik denk: mazzelen, alles is al op. Gelijktijdig duwt hij een gebroken
stoeptegel omver waar een zacht puntje knak onder weggemoffeld ligt. Zwijnen!
Een blauwe
AH boodschappentas is aan het oog onttrokken door een stapel zelf geknutselde
schilden van karton en hardboard zwaarden. Skip gapt daaruit een doorgesneden
helft van een stokbrood dik besmeerd met smeerkaas, en vlucht richting
beschoeiing. Te laat om in te grijpen. Machteloos kijk ik toe en verkondig dat
dit zijn dierendagbonus was.
De
jongetjes zijn verrast door de ingenieuze Skip. Ze vinden de pikkerij niet erg.
Eentje droogkomisch: ‘Nou hoef ik niet tegen mijn moeder te liegen als ze
vraagt of het stokbrood opgegeten is.’ Een andere concludeert meedenkend:
‘Gelukkig heeft hij de dubbeldikke chocolade Chonelly’s laten liggen.’ De
Chonelly’s! Nog boffen dat Skip die niet naar binnen heeft geschrokt.
uit de bundel Bezige Bu (2015)