Natte en droge perioden
wisselen elkaar constant af. Na raadpleging van een weersite kiezen we voor
optie twee. Langs de rivier peert Skip met Chap, een Spaanse ‘schone’ Waterhond
die nu nog loopt te bleekscheten, de struiken. Een koekje hebben ze al gehad.
De baas en ik kletsen onderweg wat in het luchtledige over het WK, bier en dat
soort ongein. Dankzij de vele roeiboten met luid roepende stuur, hoor ik de bel
niet. Halfweegs komt Chap zonder Skip terug. Het was rücksichtslos van me om
niet op te letten. En nu is Skip van de radar verdwenen. De crux van het hele
verhaal is dat ik geen referentiekader heb, waar Skip zich kan bevinden. Even
wisten we niet van elkaar waar we ons bevonden. Is Skip roerloos achtergebleven
om Chap te lozen, rechts teruggekeerd naar start of links doorgestoomd richting
keerpunt? Zijn er wilde dieren in het spel? Ik wacht, bazuin rond en fluit.
Geen gehoor, geen bel. Ik moet kiezen: achterwaarts of vooruit. Ik ga terug
omdat ik daar buitendijks het hele gebied hoop te overzien. Geen baken, geen
witte krulstaart die boven de wilde weideflora uittorent. Later blijkt dat Skip
doorgelopen is naar het kloosterdorp in de veronderstelling dat ik dat ook zou
doen - hadden we uitsluitend met zijn tweetjes
gelopen dan was dat zo gegaan. Op zijn laatste beentjes zie ik hem terugkeren
naar daar waar we elkaar uit het oog waren verloren en waar ik, net als hij,
weer ben aanbeland. Hij blij, ik blij. We hebben allebei dringend behoefte aan
een rustpauze aan het water. Behalve het zweet op mijn voorhoofd ben ik droog
gebleven.
uit de bundel Bezige Bu (2015)