In het hondenbos is de
bouwvak merkbaar. Een gering aantal meest vreemde auto’s, mensen en honden. De
enige bekende is de goedlachse meneer van vrolijke wildebras Hanson. Vandaag
wordt hij vergezeld door een vakantiehond. We beoordelen diens uiterlijk als
een pittige tijgermix. Hanson is naar de dagopvang; een manege waar vrinden van
de eigenaar het voorrecht hebben om daar op werkdagen hun hond te stallen. ‘Dan
is hij niet alleen thuis als mijn vrouw en ik naar ons werk zijn’, lacht de
meneer leuk. ‘Hanson staat te springen van vreugde als ik ‘m daar aflever. Bij
het ophalen moeten we ‘m altijd ergens vandaan plukken. Het geeft je een goed
gevoel wanneer je weet dat je hond zich goed amuseert, terwijl jij je op het
werk vermaakt.’ Zucht, waren alle bazen maar zo. Hoeveel zielige verpieterende
honden kijken je overdag, lopend langs hun huis, vanachter het raam met trieste
ogen waarin weinig te beleven valt aan. M. en ik fantaseren erop los. Meneer
Handson is vanwege zijn goudmontuur óf notaris, accountant is optie twee, óf hij
heeft een leidinggevende job bij een multinational waar je als medewerker graag
je best voor wilt doen. Zijn Algemeen Beschaafd Nederlandse tongval doet
vermoeden dat de liefde van zijn leven hem naar Limburg bracht.
'Hij, wijzend op de
logé, woont sinds een jaar of vijf bij mijn dochter in de hoofdstad. Daar moet
je als hond wel heel sociaal in de omgang zijn, anders ben je nergens welkom.
Je kan hem driedubbel in de knoop leggen. Hij gaat zelfs mee naar kantoor’,
calculeert de attente meneer in die ziet dat ik licht sceptisch naar de pitbulldog
met een brede halsband vol stoere spikes loer. Terwijl hij het zegt, hebben
Skip en het borrelnootje zich al angefreundet. Relaxed lopen
ze samen een eindje op. Hij is de goedmoedigste reu die ik ooit ben
tegengekomen. Vast de invloed van de vriendelijke meneer die ongetwijfeld een schat van
een dochter moet hebben.
uit de bundel Bezige Bu (2015)