Ik stofzuig de restanten
van 2014 weg. Skip maakt zich schaars. Voor krachtpatser Tyson, excuseer, Dyson
heeft hij ontzag. Hij vindt het lawaai irritant. W. meent dat de reden een
aanvaring (statische stroomstoot) met de stofzuiger moet zijn geweest. Al het
overige kan Skip niet deren. Ontploffingen, schoten, knallers, pitbulls,
voortrazend verkeer en glad ijs zijn niets om je zorgen over te maken.
Op 1 januari maken we in
alle vroegte een wandeling in het dal waar we op verscheidene plekken
overblijfselen van afgestoken vuurwerk vinden. Arme bosbewoners. Skip pikt
meteen een spoor op. Het is vast van de bever die hevig geschrokken door het
mitraillerende geknal, in blinde paniek kriskras toevlucht heeft gezocht naar
een veilig heenkomen. Skip is zo driftig in de weer dat hij de overgang van
witte ondergrond naar de broze ijspiste niet waarneemt - wij waren ervan uitgegaan dat de vijver
niet meer bevroren was.
W. skiet op zijn
snowboots, onderhand zijn jas uitrekkend, de besneeuwde helling af. Ik
gebruik de ijselijke noodgevalgil om Skip aan land te krijgen, terwijl mijn
ogen de omgeving aftasten naar bruikbare stammen en takken voor bij een eventuele
reddingsoperatie. Een leedvermaak hebbende zwaan peddelt in een smal langgerekt
wak. Ik gil nog een keer. Een tel voordat W. een nat pak gaat halen, wordt de
nieuwjaarsduik afgelast. Skip zet voet op vaste bodem. Cool, ik kan over water
lopen, vertelt zijn opgewonden snoet me. Ik, opgelucht dat we het allemaal na
kunnen vertellen: ‘Over water lopen! Jezus jongen, je was vrijwel visvoer.’