Het ritueel
stamt nog uit de tijd dat de jonge losbandige Skip als oefening in bepaalde
omheinde bosvakken los mocht. Treffen deden we elkaar bij houten klappoortjes.
Voldeed hij aan die meldingsplicht, dan kreeg hij een koekje geoffreerd. Het
gevolg daarvan is dat we nu bij élk poortje dat we passeren, tol moeten
betalen. Hij heeft het zelfs zo sluw aangelegd dat er vóór én na het poortje
tol wordt geheven. Uit voorzorg heb ik altijd voldoende wisselgeld in mijn
jaszak. Prima geregeld, zou je denken.
Totdat er midden in niemandsland zomaar een nietsbetekenende poort tussen twee palen is geplaatst. Aan weerszijden kun je er eenvoudigweg aan voorbij. Logischerwijs omzeilt Skip het niet. Hij wacht voor het dichte poortje, zoals het hem geleerd is. Ik had er niet op gerekend. Mijn zakken waren leeg, omdat ik onderweg uiteenlopende hondenvriendjes had getrakteerd. Skip stokte, totdat hij kreeg waar hij recht op meende te hebben. Als schrale troost peurde ik wat beduimelde kruimels uit de diepste krochten van mijn jaszak. Alleen door hem een denkbeeldige tegoedbon te geven, kreeg ik hem mee. Dat hij thuis meteen naar de koekjeskast liep, was vanzelfsprekend.
uit de bundel Bezige Bu (2015)